zondag 14 juni 2020

Hoe stil stil kan zijn...

( Omdat we al bijna 4 weken nog steeds geen telefoon en internet hebben, stuur ik deze blog op vanuit het huis van Sasha en Davy )



Op zondag 17 mei rijden we, na 3 maanden in Nederland te zijn geweest,  terug naar onze berg in Frankrijk. Omdat, vanwege de Coronacrisis, de grenzen nog dicht zijn en elk land ook zijn eigen extra regels heeft, beschikken we over alle papieren die we eventueel nodig zouden hebben om weer op Mas de Veziou uit te komen. Met een auto vol boodschappen om het de eerste 14 dagen uit te kunnen zingen gaan we op pad. Frank opgewonden en blij want die verlangt weer heel erg naar huis en ik met gemengde gevoelens. Na 9 weken in een 4-sterren “zorghotel” te zijn geweest en alleen maar rust te hebben gehad, zie ik een beetje op tegen alles wat ik weer zal tegenkomen, hoewel ons paradijs naar me lonkt. De reis verloopt méér dan voorspoedig en dat mag een wonder genoemd worden. Niemand op de weg. Bij de Belgische grens mogen we, na verteld te hebben dat we naar huis gaan, doorrijden en wenst een aardige Vlaamse agente ons goede reis. De Franse grens levert geen enkel probleem op dus daar zit ik met een stapel officiële papieren op mijn schoot waar Frank dagen bij de verschillende instanties mee bezig is geweest. Na Parijs is de weg voor ons alleen en worden we door een enkele auto ingehaald. Het is een wonderlijke gewaarwording maar een heerlijke ervaring. Het lijkt wel of Frank én de auto vleugeltjes hebben gekregen. We realiseren ons dat dit echt een éénmalige aanbieding is. Om 5 uur rijden we de berg op en worden buiten ontvangen in een groene wildernis en binnen in een, nog net geen smerig, maar niet bepaald fris huis vol met opgedroogde kots op de grond, dode insecten en een hele blije poes die vanaf dat moment ons niet meer uit het oog verliest. Het was even slikken en ik krijg de neiging meteen weer om te draaien en weg te gaan, maar de blije poes, de zon en het prachtige licht dat over de vallei speelt, wint.
We trekken een fles wijn open en laten ons, ondanks alles, omarmen door Moeder Aarde wat, net als de knuffels vroeger van je moeder, een goede uitwerking heeft. Daarna maken we een plan de campagne om orde op zaken te stellen en vooral de blijheid dat we goed zijn aangekomen, te laten zegevieren. Even dreigt er roet in het eten te worden gegooid want we hebben geen telefoon en geen internet. Zo dood als een pier, zeggen ze dan. Om 8 uur liggen we in bed en slapen als Roosjes, de poes intens gelukkig spinnend tussen ons in. 
De volgende dag besluiten we om alles in een slowly tempo te doen, want per slot van rekening hebben we alle tijd. Even wennen aan de stilte in huis want zelfs onze mobieltjes hebben geen bereik genoeg om een fatsoenlijk gesprek te kunnen voeren en het kost Frank erg veel moeite om de telefoondienst van Orange te bereiken.
Ik maak mijn eerste wandelingetje in het bos en eindig halverwege op het door ons neergezette stoeltje. Uitzicht over de vallei, zelfs geen vogeltje dat zingt. Alleen maar een oorverdovende stilte. Of ze op me gewacht hebben zet de merel dan opeens haar lied in en het refrein is voor het krekelkoor. 
Een verdwaalde zonnestraal dringt zich tussen de takken van de bomen door en verwarmt mijn gezicht. Het tweede couplet begint waarbij het bloeiende gras waar ik tussen zit met een zachte ruis meedoet. Het lijkt wel of Moeder Aarde mij een gratis voorstelling aanbiedt als welkom terug want in die stilte verschijnen, als uit het niets, de meest prachtige vlinders, het krekelkoor heeft versterking gekregen en van alle kanten wordt het lied van de merel nu wel 10-stemmig overgenomen. Hoop nog even dat er voor mijn neus een ree zal oversteken want dan is het welkom compleet. 
En dan wordt het ook stil in mij en koester ik alle liefde waarmee ik word omringd want dit moment is even helemaal voor mij alleen. Laat de wereld buiten maar door razen… Ik ben thuis en ik leef !



                


Geen opmerkingen:

Een reactie posten