Als de buurvrouw mij een doosje met 6 eieren brengt voor Pasen en er in één ei een grote barst zit, gaan mijn herinneringen opeens naar lang geleden.
Toen we namelijk nog in de Beemster woonden, hadden we middenin de tuin een kinderboerderij. Een omheinde grote ruimte waar een huisje in stond. Ook was er een kleine vijver en een paar boomstronken waar we op konden zitten om het bonte gezelschap gade te slaan. Een bont gezelschap was het zeker; dwerggeiten, loopeenden, konijnen, kippen, een trotse mijnheer Haan en parelhoenders die belist niet moeders mooiste waren om naar te kijken en bovendien een vreselijk geluid voortbrachten.
Elk voorjaar was het feest in onze "kraamkliniek" als de moeders druk aan het bevallen waren of inmiddels trots met hun kroost bezig waren met een rondleiding op hun domein. Rond Pasen waren de eerstgeborenen, de kuikentjes, weer vertederend lief en zaten we tussen het volkje in om kennis met elkaar te maken. Zo ook die dag dat ik eten kwam geven en 9 schattige gele bolletjes achter Moeder Kip aan zag lopen, zo hard als hun kleine pootjes ze konden dragen. Er lagen nog een paar eieren in een hoek maar ik wist inmiddels dat, als de moeder niet meer ging zitten, de resterende eieren ook niet meer uitgebroed zouden worden. Ik stopte de eieren dus in mijn mandje om ze weg te gooien, maar hoorde een ei piepen en zag dat er een grote barst in zat waar een piepklein snaveltje probeerde om het ei verder te breken.
Ik rende terug naar Moeder Kip en sprak haar enigszins bestraffend toe dat ze nog niet klaar was en legde het ei voor haar neer. Ze gaf het een duw met haar snavel zodat het ei een stukje wegrolde en ik haar opnieuw de spelregels uitlegde. Ze keurde mij en het ei echter geen blik waardig en schopte het met een stevige rechtse de hoek in om vervolgens haar negenling de opdracht te geven om haar te volgen. Omdat het ei bleef piepen, liep ik ermee naar de keuken waar Frank en ik heel voorzichtige probeerden om het ei verder open te maken zodat het hulpeloze kuiken er zelf uit kon kruipen. Dat lukte en er kwam een zielig en nat beestje uit dat nog niet echt op een kuiken leek en niet op zijn pootjes kon staan. Ik weigerde om te accepteren dat het misschien een lichamelijk gehandicapt kuiken was, zette het onder de keukenlamp op het aanrecht en joeg de kat het huis uit. Langzaam begon hij er iets meer als een kuiken uit te zien maar elke poging om te gaan staan mislukte, dus een doorzettertje was het wel. Ik probeerde hem met een pipetje wat water te geven en was intens gelukkig dat het lukte en prees hem de hemel in. Tegelijkertijd realiseerde ik me dat hij toch wel echt op eigen pootjes moest kunnen staan om zijn piepkleine leventje te kunnen beginnen. Ik hield een pleidooi om zijn best te blijven doen omdat het leven per slot van rekening de moeite waard was. Intussen vroeg ik de ervaren buurman om raad maar deze reageerde negatief en zei dat het een miskleun was. Toch piepte hij en dronk en at iets, maar elke keer als ik hem op zijn pootjes zette, viel hij om, lag dan hulpeloos op zijn rug en kon niet meer terug. Zonder verpleegkundige in zijn buurt of een invalidenkarretje zou het dus niet lukken. Nog één keer bracht ik het terug naar Moeder Kip die het weer wegtrapte en er ook nog bovenop ging staan dus er zat niets anders op dan het naar de buurman te brengen die het met een handomdraai uit zijn lijden verloste.
Het recht van de sterkste...maar er rolde een traan over mijn wang...