zondag 25 oktober 2020

Maria's stoffenparadijs

Maria is 78 jaar, heeft een forse COPD en hartproblemen. Ze heeft in Schoorl een stoffenwinkel die alleen maar op vrijdagmiddag en zaterdagmiddag open is en waar een vriendin haar al 35 jaar helpt. Omdat Yvonne en ik op stoffenjacht zijn, besluiten we Maria's stoffenparadijs te gaan bezoeken. Maria strompelt achter een rollator de winkel binnen om daarna, naar adem snakkend, de rest van de middag achter de toonbank te blijven staan en, als een kapitein op het schip, orders uit te delen. Denk maar niet dat je even een paar meter stof kunt kopen en na een half uurtje weer buiten staat.
Een middag naar Maria is of je een theatervoorstelling bijwoont. Het is een grote winkel die van boven tot onder volgepropt is met stof en andere zaken, zelfs dingen uit de jaren vijftig. Het is een doolhof waar je je door heen moet worstelen en vooral geen "tegenliggers" op je pad moet vinden want passeren kun je niet. In hoge dozen staan de grote rollen stof al jaren tegen elkaar aangedrukt. Honderden rollen als bomen langs het pad. Ook zijn er vakken waar de stof boven op elkaar ligt en al met al blijft het een krachtsinspanning om de, door jou uitgekozen, stof naar de toonbank te zeulen waar nauwelijks plaats is om de stof uit te rollen en af te knippen. 

Ik werk me door het doolhof heen en sjouw, voor zover mogelijk, de rollen naar de kapitein die zwaar ademend over de toonbank hangt en zeker niet van plan is om zich te verplaatsen. Als ik naar haar kijk denk ik dat ze elk moment door zuurstoftekort in het harnas zal sterven want ze ziet behoorlijk blauw, maar dat is ze nog niet van plan. Voorzichtig vraag ik haar of ze niet beter kan gaan zitten omdat ik, als geen ander, weet hoe het is om zo benauwd te zijn. Eén woord is voor Maria genoeg om de vriendin te commanderen een stoel voor me te halen. “ Blijf zitten jij” commandeert ze en, terwijl ze naar Yvonne wijst:  “jij gaat knippen”. 

Zonder blikken of blozen probeert Yvonne op de overvolle toonbank de zware Gobelinstof die ik heb uitgezocht, uit te rollen onder het toeziend oog van Maria.

De meeste rollen bestaan uit stukken stof dus het is bijna onmogelijk om 3 meter aan één stuk te krijgen. Bovendien bepaalt Maria hoeveel stof je krijgt. Ik weet nog steeds niet of dat te maken heeft met haar humeur of dat ze je mag of dat ze blij is om eindelijk van die rot rol af te zijn.  Hijgend en zwaar leunend op de toonbank houdt ze de meetlat streng in de gaten en commandeert Yvonne: “Meer…nee nog meer” tot de gevraagde hoeveelheid al lang overschreden is. Ik heb afgeleerd om naar de prijs te vragen want een antwoord krijg je niet. Als de lengte haar bevalt zegt ze: “ Ja, knippen nu, en wel recht!”

Ik heb diepe bewondering voor Yvonne die zo in haar Zen blijft want ik had al lang een bibberhand gekregen onder die priemende ogen.

Als ik erbij kom staan, word ik onmiddellijk weer naar mijn stoel teruggestuurd. “ Zitten jij” is haar commando en ik krijg zin om te gaan blaffen.

De vriendin ondergaat dit al 35 jaar waarvan ze één jaar niet kwam helpen omdat ze ruzie hadden. Ik kan me er iets bij voorstellen want de vriendin wordt de hele winkel doorgestuurd en de bevelen zijn niet van de lucht. 

Voor mij blijft het theater met Maria in de hoofdrol en de tijd heeft hier stil gestaan. Als er een nieuwe klant de winkel in komt en naar iets vraagt wat volgens mij uit het jaar nul is en nergens meer te krijgen, zegt Maria gedecideerd: " Maak eerst de rits op mijn rug vast". Zonder haar verbazing te tonen, worstelt de vrouw zich achter de toonbank en trekt de rits van Maria's jurk gehoorzaam dicht. Daarna moet de vriendin op een krukje ergens bovenop een kast een doos tevoorschijn halen waar het gezochte artikel inzit. Dement is Maria nog niet want ze weet in die enorm volgestouwde winkel precies wat ze nog in huis heeft. 

Yvonne gaat dapper door met knippen want ik had 7 rollen stof uitgezocht voor mijn plan om de bank en stoelen van nieuwe kussens te voorzien.

Bij de laatste twee rollen heeft Maria duidelijk geen zin meer om de hoeveelheid stof die er nog op zit uit te meten, maar moeten Yvonne en de vriendin de hele rol afwikkelen en opvouwen waarna Maria het in een zak propt en aan mij geeft. Als ik probeer te protesteren is haar commando: “Meenemen”. 

Met haar hand om een papiertje gevouwen zodat je niet kunt spieken, wordt de rekening opgemaakt en het bedrag genoemd. Waag het niet om het bonnetje te willen zien, maar ik weet als geen ander dat ik in iedere andere stoffenwinkel minstens het dubbele had moeten betalen. Ik moet de volgende dag van Maria terugkomen om gratis dozen vol materialen, glittenband, bedrukt vilt en andere hobbyartikelen op te halen voor Natasha die het kan gebruiken voor haar werk als docent beeldende vorming op lagere scholen. Het is teveel om op te noemen en onze auto helemaal is helemaal volgestouwd. Bijna gênant, maar de winkel is nog net zo vol als anders. Als ik op de valreep nog een mooie stof vind voor een jurk voor mij en Maria vraag wat het kost, moet de vriendin alle stof afrollen en opvouwen. Het is minstens 12 meter en ik heb maar drie meter nodig. Ik krijg alles in twee zakken mee. Volgens mij kan ik hiermee half Larnagol aankleden. Ondanks Corona geef ik Maria een zoen en beloof de volgende keer iets lekkers uit Frankrijk voor haar mee te nemen en hoop dat dit stoffenparadijs en de legendarische eigenares er nog zijn…










donderdag 15 oktober 2020

Aan alles komt een eind...

 

Zoals altijd is thuiskomen op "onze berg" een feest.
En elke keer als we bij de kerk van Larnagol de smalle, 2 km. lange en kronkelige weg omhoog kruipen, stel ik me voor dat het onze oprijlaan is. Het kind in mij jubelt zachtjes.
In tegenstelling tot de laatste keer was het binnenkomen nu een verrassing. De poes was dolblij en had zich keurig gedragen de afgelopen 3 weken. Ze had de tijd doorgebracht voor die ene infraroodkachel die ik speciaal voor haar had aangezet. Een oude,19 jarige dame met artrose mag wel een beetje verwend worden. We zijn elke keer weer blij haar nog levend aan te treffen. Het huis was brandschoon dankzij Regine, onze hulp die 1 x per week als een witte tornado door het huis vliegt.
We halen de auto vol boodschappen leeg want dan kunnen we rustig even in quarantaine in onze eigen bubbel en hoef ik niet meteen naar de winkel. Om de behouden thuiskomst te vieren ploffen we met een lekkere fles wijn op de bank. Poes spinnend erbij na eindeloos gedraai welke schoot het lekkerste ligt. Zoals altijd ben ik de klos want mijn schoot is favoriet en ze toont haar blijdschap door haar nagels liefdevol in mijn dij te zetten.
De vrede en alle vreugde om weer thuis te zijn, is echter van korte duur want als ik naar de cave ga waar de grote ijskast met ingebouwde vriezer staat, komt me een vreselijke geur tegemoet.
Een geur of er een lijk in de kelder ligt dus ik realiseer me dat er iets helemaal mis is.
En dat is het ook. Normaal wil met een stevige onweersbui alle elektra er regelmatig uitvliegen, maar onze buurvrouw die ook voor de poes zorgt, gaat dan altijd even kijken en duwt de stop er  weer in. Omdat de ijskast in de keuken het wel gewoon doet, moeten we constateren dat 
hij stilletjes, na 20 jaar, overleden is. 
Als Frank de vriezer opendoet liggen er, wat geur betreft niet één maar minstens twee lijken in de cave. Onze gekregen wildvoorraad zwemt, stinkend en al, in een plas bloed.
De prachtige wildzwijnbout, de reebout en de ree rollade, goed voor een lange winter, eindigen niet in de pan, maar hebben een andere bestemming gekregen.
Dat wordt dus een vegetarische winter want wij eten, buiten vis en een boerenkip, eigenlijk alleen maar het wild dat we ieder jaar als kerstpakket van onze Franse buurman krijgen. 
Het heeft lang geduurd voor ik eraan gewend was een vuilniszak met een bloederig deel van een ree of een zwijn op mijn stoep te vinden. En elke keer vecht ik weer tegen mijn hypocrisie en weerzin om het te eten want ik zie ze liever levend rond het huis dartelen hoeveel verse rozenknoppen ze ook opeten en hoeveel grond ze ook omwoelen.
Maar het vlees is zo puur en zo lekker dat ik mijn gevoelens opzij zet en net als de Indianen bedank ik op dat moment het mooie dier dat het zijn leven heeft gegeven om ons lekker te laten eten. En die jagers schieten toch ook door zonder mij.
Frank heeft zich dapper ontfermd over het zeer onsmakelijke werk om de overleden ijskast schoon te maken en vuilniszakken te vullen met het bedorven vlees.
We zetten de deur van de cave een paar dagen wijd open om de stank kwijt te raken en de ijskast wacht buiten tot hij wordt opgehaald om naar zijn "laatste rustplaats" vervoerd te worden; de déchetterie oftewel de stortplaats voor groot vuil. Als de nieuwe ijskast wordt gebracht, nemen ze de oude meteen mee. Dit is wel een goed initiatief want vroeger, toen de déchetterie er nog niet was, werd alles door de eigenaars in de natuur gegooid tot auto's aan toe, zodat je op de mooiste plekken vaak een gore vuilnisbelt kon vinden. Ik bedank de ijskast stilletjes want hij heeft het toch maar 20 jaar volgehouden en voor mij is nu eenmaal niets vanzelfsprekend in het leven.

Een paar dagen later wordt er 's avonds op de deur geklopt en staat Guy, de buurman, voor ons neus met een vuilniszak waarin een halve ree, bloederig en wel. We zijn ons er erg van bewust dat het een eer als je zoiets krijgt van een Fransman en bovendien is het al ontveld en schoongemaakt. Dus ondanks dat we even moeten slikken, prijzen we hem de hemel in. Het doet hem goed te zien dat we blij zijn en hij belooft onmiddellijk dat er ook nog wildzwijn aankomt. Laat het in godsnaam geen half zwijn zijn.
Frank besluit om maar meteen aan de slag te gaan met het lossnijden van de bouten, de rug en de ribben. "Dank je wel, mooie ree" fluister ik zachtjes als ik even later de pakketjes zie.
Aan het 20-jarige bestaan van de ijskast kwam een eind en aan jouw leven kwam een eind.
Ik zal je met liefde klaarmaken...